Een behandeling bij de tandarts hoeft niet pijnlijk te zijn. De tandarts kan je plaatselijk verdoving zodat je rustig de behandeling kan ondergaan. De tandarts geeft zelf de verdoving of delegeert dit aan de assistent of aan de mondhygiënist. Als de assistent verdooft, dan moet de tandarts aanwezig zijn. Bij de mondhygiënist is dit niet nodig.

Wanneer heb je verdoving nodig?

Sommige behandeling kunnen niet zonder verdoving worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld bij het trekken van een tand of kies of een wortelkanaalbehandeling. Maar bij het vullen van een gaatje is het niet altijd nodig. Toch kan je wel rustiger in de stoel liggen als je weet dat het geen pijn kan gaan doen. Bespreek het met je tandarts of er verdoving nodig is of als je dit zelf een prettiger idee vindt.

Soorten verdoving

Bij oppervlakte verdoving wordt er verdovingsgel of -spray met een watje aangebracht op het tandvlees. Dit wordt voor de lokale verdoving gebruikt om de insteek van de naald te verzachten.

Bij geleidings- of infiltratie verdoving wordt er via een naald verdovingsvloeistof aangebracht bij de tand of kies die behandeld wordt. Voor de onderkaak wordt vaak de helft van de kaak verdoofd.

Bij intraligamentaire verdoving wordt er via een kortere naald verdovingsvloeistof rondom de tand of kies gezet, tussen de wortel en het kaakbot.

Welk verdovingstype of -middel er gebruikt wordt hangt af van het soort behandeling en jouw medische situatie (aandoening of allergie).

Kosten

De kosten voor een verdoving zitten voor volwassen niet in het basispakket. Vergoeding van (een deel van) de kosten komt uit je aanvullende tandartsverzekering.

Risico’s

Een verdoving is niet zonder risico’s. Het is heel belangrijk om aan je tandarts door te geven welke medicijnen je gebruikt, hoe je medische situatie (bijvoorbeeld aandoening of allergie) is en of er in het verleden problemen zijn geweest tijdens of na een lokale verdoving.

Tijdens de verdoving tintelt je lip en tong en voelt het dik aan. Dit verdwijnt als de verdoving is uitgewerkt. Eet en drink geen warme gerechten of dranken totdat de verdoving helemaal is uitgewerkt, om te voorkomen dat je je verbrandt. Let bij kinderen goed op of ze niet op hun tong of wang kauwen. Er kan zo een wond ontstaan zonder dat ze het doorhebben.

In uitzonderlijke gevallen werkt de verdoving niet uit. Dan kan het zijn dat er een zenuw (tijdelijk of blijvend) beschadigd is. Vermoed je dat dit bij jou aan de hand is? Neem dan contact op met je tandarts.

Als er tijdens het zetten van de verdoving onbedoeld verdovingsvloeistof in de bloedvat terecht komt, kan dit hartkloppingen veroorzaken en kan je je naar voelen. Geef dit altijd direct aan bij je tandarts.

Soms werkt de verdoving niet of minder. Oorzaken kunnen een hevige ontsteking, extreme angst of alcoholgebruik zijn.